Wankel

14 april 2015 - Berlicum, Nederland

Er komt geen rechtzaak. Geen gevoelens van jaloezie en kwaadheid. Gaston galmde dat de bewoners van MIJN straat een fonkelnieuwe BMW op hun oprit kunnen verwachten. Of twee mooie fietsen. De hele straat heeft prijs. 11 gezinnen sprongen juichend op bij de echo van Gaston. Behalve de Van Dijkjes. Die hadden namelijk geen lot. Maar zoals gezegd: geen jaloezie, geen kwaadheid. Als je maar gezond bent, zeggen ze dan. En dat ben ik. Mijn longetjes, mijn niertjes, mijn darmpjes en al mijn andere ingewandjes liggen er weer blinkend bij. Net als de strakke velgen van een bovenmodale BMW. Maar geen jaloezie. Geen kwaadheid. Ook de orgaantjes van ons ma zijn nog steeds roestvrij. Dus de Van Dijkjes zijn weer schoon.

Een BMW zou me ook niet passen. Een stoffig tentje past beter. Een tentje, riekend naar muffe thee. Slapend op een dun matje met een volgepakte tas als kussen. De voorpret is begonnen. Volgend week naar donker Afrika. Van Kenia, naar Tanzania, naar Malawi, naar Zambia. In een afgeschreven bus crossen we het continent door. Een BMW zou daar niet eens overleven. Dus geen jaloezie. Geen kwaadheid. Verdomme.

Als voorproefje wil ik een verhaal dat ik heb geschreven met jullie delen. Geinspireerd door de nieuwsgierigheid naar de laatste gedachtes van de slachtoffers van de recente vliegrampen, schreef ik in 1000 woorden het verhaal ´Wankel´. Wat spookte er door de breinen van de inzittenden? Al wachtend op hun ongewisse dood.

Wankel

Mijn blik zoekt. Als ik mijn ogen scherp, bemerk ik  een nauwelijks waarneembaar wondje. De wond valt mee. Niets bevestigt, dat de angst die me zo plotsklaps overviel, gerechtvaardigd is. Nadat ik uiterst voorzichtig de pijpen van haar joggingbroek heb opgestroopt, zakt mijn hartslag naar normale proportie. Een donkerrood, langgerekt en dun lijntje bloed sijpelt uit een miniscuul lichaamsgaatje. Een duimbreedte daarnaast bungelt nog een dikke druppel vers bloed. Meer is het niet. Gelukkig maar.

De eerste zonnestralen vielen op het spinnenrag. De zon heeft tijd. Ze is net wakker. En ik ook. De indringende oerschreeuw van Jill maakte zojuist een einde aan mijn hazenslaapje. Ik vloog overeind. „Wat is er?“, vroeg ik onrustig. Liggend op haar rug in dit prachtige, dorre landschap zweeg Jill. Nog steeds met haar blonde lokken op mijn rugzak. Met een pijnlijke grimas wees ze naar haar enkel.

Gisteren landde het vliegtuig. De wijde wereld in! Samen! Nu we beiden onze studie afgerond hadden, vlogen we de ultieme vrijheid tegemoet. De ons bekende welvaart ruilden we tijdelijk in tegen het eenvoudige Afrikaanse leven. En alle bijbehorende ongemakken waar we zo naar verlangden.

Na de landing in Nairobi voer een truck ons naar het Zuid-Kenia.

De eerste nacht bleek het zwaar de slaap te vatten. Vijf uur ´s ochtends. Of nog een keer proberen in te dutten? Of een wandeling maken? Jill liet de keuze aan mij. Ik aarzelde niet. We kropen slaperig onze tent uit. De Great Rift Valley  bood onvergetelijke vergezichten. Zelfs in het schemerdonker. Een kwartiertje later legde ik mijn rugzak op de dorre vlakte van een  glooiende heuvel van de Valley. Jill liet haar warrige, lange manen rusten op mijn stevige rugzak. Ik plaveide mijn lange, slungelige lichaam dicht naast haar. De stilte was intens voelbaar. Heerlijk. Vanuit het niets hoort Jill mijn zware gesnurk. Het was me eindelijk gelukt. Ik sliep.

Tot nu. Tot Jill me zo plots en hardgrondig wekte. Ik kijk nogmaals naar de wondjes op haar enkel. Jill komt tot rust. Ze ademt beheerst. Waar komen deze wondjes  vandaan? Zijn het doorns van de struiken onder de apenbroodboom? Jill blijft het antwoord schuldig. Is ze met een ongecontroleerde beweging in de doorns terecht gekomen? Ik betast de kleine doorns van de struik. De struik ritselt. Als ik de tak opzij beweeg, flitst iets vliegensvlug mijn blikveld in. Geinteresseerd volg ik de beweging. Grijsgroene schubben gaan over in een smalle kop. Een bruinwitte buik schiet met hoge snelheid onder de struik vandaan. Weg van mij. Zou Jill door deze slang gebeten zijn?  Zonder na te denken gris ik de rugzak onder de blonde lokken van Jill vandaan. „Au!“ „ Voorzichtig. Nu heb ik ook nog hoofdpijn!“, zegt Jill geirriteerd. Na een haastig  „Sorry..“ pak ik „Reptielen, mijn eerste encyclopedie …“ uit de rugzak en start te bladeren. Grijsgroene schubben… Een bruinwitte buik… In een vliegensvlug tempo bekijk ik de illustraties. Ja! Dit is ie!

Ik lees:  „De zwarte mamba staat bekend om zijn extreme giftigheid waardoor een beet dodelijk kan aflopen als er niet medisch behandeld wordt. Het gif werkt verlammend en kan de ademhaling stoppen. Met één enkele beet kan voldoende gif worden geïnjecteerd om 20 volwassenen te doden. De dood kan in 20 minuten intreden.“

Snakkend naar adem twijfel ik over wat ik las. „ Wat is er?“ vraagt Jill. „Niets.“ antwoord ik zo achteloos mogelijk.  Ik check de zinnen nogmaals. De letters staan onveranderd op papier. Het leven van Jill is ernstig in gevaar! En ik heb nog 20 minuten om haar leven te redden. Slik! Wat moet ik doen? Vertel ik Jill wat ik net gelezen heb? Vertel ik haar dat een zwarte mamba zojuist haar leven op het spel gezet heeft? De paniek zou onmiddellijk toeslaan. Wat kan ik voor haar doen? De campingreceptie! Daar zullen ze vast een antiserum hebben! Nee, het hospitaal bellen! Nee, mijn apple heeft geen bereik hier. Tijd om na te denken ontbreekt. Een sprint richting receptie lijkt de beste optie. Neem ik haar mee? Of laat ik haar hier? Dat gaat sneller. Maar dan sterft ze alleen, als ik niet op tijd terug ben…

 „Luister eens lieverd. Ik ga hulp voor je halen. Het komt goed“, stamel ik zo beheerst als me lukt. Ik heb geen tijd te verliezen, maar dat mag ze niet merken. Een snelle kus op haar voorhoofd en ik loop weg. Is dit de laatste kus die ze van me krijgt?

De receptie is ver. Dat ga ik nooit redden! Gedachtes razen als een wilde door mijn hoofd. De big five in de Serengeti. Zie ik die nog? Natuurlijk niet! Boeien. Ik moet mijn sprint onderbreken. Hou het gewoonweg niet meer vol. Zouden dit secondes zijn die Jill het leven zullen kosten?

Samen op vakantie. We zijn niet eens een stel. Vlinders genoeg. Ik tenminste. Gisteravond heb ik haar voor het eerst gekust. Bij het kampvuur starend naar de betoverende sterrenhemel. Vorige week was het precies vier jaar geleden dat we elkaar ontmoetten. Een onschuldig babbeltje resulteerde in een watervaste vriendschap. En die kus gisterenavond. Wat voelde zij? Was ze eindelijk ook verliefd?

De tijd dringt. Red ik dit nog?In de verte zie ik de receptie. Nog enkele minuten vol gas. Kom op! Niet opgeven!

Is het antiserum aanwezig? Hoe dien je dat toe? Herstelt Jill dan meteen? Kunnen we misschien toch nog de Serengeti zien..? Buiten adem grijp ik de klink van de receptie. Bezweet open ik de stroeve, houten deur.

Zou ze nog leven? Of tref ik straks slechts haar dode, koele lichaam? Hoe komt ze dan thuis? Wat vertel ik aan mijn ouders, mijn vrienden, haar vrienden? Moet ik haar ouders bellen? Ik ken die mensen niet eens. „Luister eens mensen, ik heb niet zo´n goed nieuws…“

De deur valt open. Twee donkerbruine ogen schuilen onder zwaarbehaarde wenkbrauwen. Achter de forse neger zie ik een glazen potje met daarop de woorden „antiserum black mamba“. Ik gris het weg. „Follow me“ bits ik de neger toe. Ik hoop..

 

 

Maak je reisblog advertentievrij
Ontdek de voordelen van Reislogger Plus.
reislogger.nl/upgrade